woensdag 10 mei 2017

Uitstelgedrag en persoonlijke profilering

Afgelopen jaar nam ik deel aan een intervisiegroep voor startende ondernemers. Bij Buro Bries leerde ik werken volgens de principes van effectuation. In feite werkte ik onbewust al min of meer volgens deze methode: gaandeweg ontwikkel je je dienst of product. Geen strak ondernemingsplan, geen ambitieuze doelstellingen, maar gewoon beginnen. Klein. Met wat je hebt aan middelen, en vanuit al bestaande contacten. Al doende ontdekken, bijschaven, aanscherpen, uitbreiden. Effectueren dus. Een werkwijze die goed past bij hoe ik de dingen, en nu dus ook mijn eigen onderneming, aanpak. (Zie voor meer informatie: Buro Bries.)

Ik ging dus aan de slag. Gaandeweg ontwikkelde ik een aanpak en een aanbod. Gaandeweg begon zich ook een – nog niet heel scherp - profiel van mijn onderneming af te tekenen. Een visie of missie zogezegd. Handig voor mijn – nog te bouwen - website. Er lag nu een soort van opzet. Een proeflap.

Maar er waren vooral: veel andere klussen die voorgingen. Met dwingende deadlines. Afgesproken en beloofd. En mijn eigen website: aan wie had ik die beloofd? Hoe dwingend was die deadline? Afspraken die je met niemand anders maakt dan met jezelf zijn gemakkelijk door te schuiven. Simpelweg te verslepen in de elektronische agenda. En een week later: weer verslepen. En nog een keer. Procrastinatie noemen ze dat met een duur woord.

Robert Boice schreef in 1996 een fraai boek over procrastinatie. Hij onderzocht twee decennia lang de schrijfaanpak en het uitstelgedrag van schrijvers. Op basis van zijn observaties typeert hij procrastinatie als volgt: “opting for short-term relief through acts that are easy and immediately rewarding, while generally avoiding the thought (and the anxiety) of doing more difficult, delayable, important things” (p. xix). Boice identificeert vier kenmerken van uitstelgedrag: 1) druk en gehaast zijn, 2) een product-focus, gericht op uitkomsten, 3) bezorgdheid en angst, en 4) de onrealistische opvatting dat het werk op de een of andere manier wel klaar zal komen. Alhoewel Boice’ analyse gericht is op het schrijven van wetenschappelijke teksten, zijn deze kenmerken, en ook de adviezen die hij formuleert, zeker ook bruikbaar voor andere complexe schrijftaken:

  • regel een geschikte locatie, waar je niet gestoord kunt worden;
  • vorm belemmerende oordelen over jezelf om tot positieve standpunten;
  • maak productief gebruik van feedback.
  • pas de vrij schrijven-techniek toe;
  • houd rekening met onvoorziene omstandigheden; maak daar ruimte voor vrij in je dagelijkse schema;
  • plan iedere dag een kort schrijfblok in met een vast eindpunt;

Ik voeg daar graag een extra raadgeving aan toe:
  • committeer jezelf aan iets of iemand waar je niet of moeilijk onderuit kunt komen
Dus: stel deadlines en betrek anderen in je afspraken. Zo deed ik dat ook in de periode dat ik aan mijn proefschrift werkte. Ik legde mezelf deadlines op en verbond die met een afspraak met mijn begeleiders. Zo verplichtte ik mezelf om voor de volgende afspraak weer een analyse of een versie van een hoofdstuk af te hebben. Commitment. Dat was toen.

Van Kruiningen Tekst&Training is nu. En nu staat er (onder andere) iets voor juni in mijn agenda. Samen met organisatieadviseur Alexandra Sfintesco van bureau Bries (jawel, van de intervisiegroep) ontwikkel ik een workshop Persoonlijke Profilering en Pizza. Voor startende ondernemers die het druk hebben met hun bedrijf. Die (nog) niet helemaal scherp hebben waar ze met hun onderneming voor staan. En die aanhikken tegen die website die nog steeds niet online staat. Voor mensen als ik dus! Maar: hoe geloofwaardig ben ik als schrijfcoach in een workshop missie schrijven als ik mijn eigen missie nog niet helder heb, en mijn website nog niet in de lucht?

Dé stok achter de deur! Ik kon nu niet anders dan dit voorjaar mijn ding klaar hebben. Commitment. En het werkte! Ik ben aan de slag gegaan. Eindelijk. Tijd vrij gemaakt. Structuur bedacht, teksten afgeschreven, omgegooid, feedback gevraagd, aangepast, en nog eens aangepast. Klaar en online! En die workshop Persoonlijke Profilering: daar vervul ik dus twee rollen: van schrijfcoach en ervaringsdeskundige.

- Workshop Persoonlijke Profilering en PizzaBuro Bries
-  Boice, R. (1996). Procrastination and blocking: A novel, practical approachWestport, CT: Praeger.

vrijdag 24 maart 2017

Taalpurist of niet? Over Engelse ziekte en andere ditjes en datjes

Mijn oog viel afgelopen week op deze vacature: het Genootschap Onze Taal zoekt een nieuwe directeur. Even droomde ik weg….  Ik hou van taal. Mijn werk is taal. Ik lees het maandblad Onze Taal en ik ben fan van de Taaladviesdienst. Taal is zeg maar echt mijn ding. En ik stuur graag aan. Hoe uitdagend is het dan om deze vereniging van taalliefhebbers te mogen leiden.

Meteen ook realiseerde ik me twee dingen. Allereerst: dat ik wel voldoe aan een aantal relevante vereisten die het genootschap stelt aan de ‘ideale kandidaat’, maar nou ook weer niet bepaald aan alle. Misschien nog belangrijker: dat ik misschien niet genoeg taalpurist ben om me thuis te voelen bij dit Genootschap van echte taalliefhebbers. Ik weet niet of ik volop de aandacht kan houden bij onderwerpen als: automatische zoektermen in de Van Dale, de vele betekenissen van het woorddeeltje -tje, of het taalsysteem van de Pirahã-indianen in Brazilië. Zo wil ik me op de zaterdagochtend ook wel eens lichtjes ergeren aan Frits Spits in zijn radioprogramma de Taalstaat, wanneer hij zich druk maakt over het zoveelste vergeetwoord. Of in zijn taalloket minutenlang de perspectieven behandelt op het gebruik van meervoud of enkelvoud in een zin als De Nederlandse en Belgische competitie moet/moeten worden samengevoegd. Iets teveel geneuzel op de vierkante millimeter, denk ik dan.

Alhoewel, ik krimp toch behoorlijk ineen wanneer ik de weerman op televisie hoor waarschuwen voor een lagedrukgebied wat onze kant op komt. Of wanneer ik een geïnterviewde in De wereld draait door zinnen hoor produceren met dat meisje die of een boek die. Een willekeurig uurtje turven voor de televisie - De wereld draait door, het achtuurjournaal, of Pauw - levert toch al gauw een tiental foutief gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden op. Dan zit ik toch echt even te stuiteren op de bank.

Ook doet het iedere keer weer zeer aan mijn ogen als ik bij de zoveelste cursist voor de zoveelste keer de Engelse ziekte moet vaststellen. Onder invloed van het Engels hebben we de neiging om woorden uit samenstellingen los te schrijven: onjuist spatie gebruik dus 😊, oftewel de los schrijf ziekte. Daarom dus: achtuurjournaal.

In mijn schrijftrainingen besteed ik vooral aandacht aan hogere-ordekwesties (weer zo’n lastig woord!) zoals invalshoek, structuur, redeneerlijn, stijl (zie mijn blog van november 2016). Maar ook bouw ik – ter afwisseling - altijd taalkwestie-blokjes in. We doen een quiz of een testje (www.beterspellen.nl; www.taalvoutjes.nl/quiz!). Ik houd het luchtig, maar behandel ook wat theorie; we oefenen en we herschrijven een paar zinnen uit teksten van cursisten. Correct taalgebruik is gewoon belangrijk. Of niet?

In Onze Taal van mei 2016 bespreekt Frank Jansen de resultaten van een enquête onder 1338 deelnemers aan een congres van Onze Taal waaruit blijkt dat de meningen van taalliefhebbers over sommige ‘taalfouten’ milder zijn dan tien jaar geleden. Jansen: "de congresgangers van nu vinden de ‘onlogische’ vormen aanvaardbaarder dan tien jaar geleden en jongeren zijn er meer over te spreken dan ouderen". Wat we toen correct of belangrijk vonden, vinden we nu blijkbaar iets minder belangrijk. Het Genootschap Onze Taal is dus toch niet helemaal (meer) dat "reservaat voor puristen en kommaminnaars" zoals sommigen denken, zo betoogt Jansen.

En ik las over een symposium Goede redenen voor foute taal dat onlangs werd georganiseerd aan de Universiteit Leiden. Daar bespraken taalkundigen uit Nederland en België de logica achter veelgemaakte taalfouten. Sommige fouten zijn logischer zijn dan de regels die we ervoor hebben bedacht. Het ging onder andere over het – in het Nederlands - onleerbare woordgeslacht, waardoor we nou eenmaal bovengenoemde die/dat-fouten maken. Jenny Audring van de Universiteit Leiden legt uit: "Wil het systeem leerbaar zijn, dan moet er ofwel een interne logica zijn, zoals in het Engels  (mannelijk voor mannen, vrouwelijk voor vrouwen, onzijdig voor de rest) ofwel je moet herhaaldelijk herinnerd worden aan het geslacht van het woord door de grammatica, zoals in het Duits. [...]De grammatica (in Noord-Nederland althans) heeft die kenmerken niet meer, dat maakt het leren van het woordgeslacht ondoenlijk". Sommige taalfouten zijn dus eigenlijk heel vanzelfsprekend.

Maar toch: correct taalgebruik is toch belangrijk? Zeker wel voor je imago. Er is onderzoek (van onder andere weer Frank Jansen) dat laat zien dat taalfouten een negatief effect hebben. Niet alleen op de geloofwaardigheid van de tekst, maar ook op de geloofwaardigheid van de schrijver, en zelfs van de in de tekst aangehaalde bronnen. Tekstblog besteedde daar een tijd geleden al een item aan, zie: http://www.tekstblog.nl/hebben-taalfouten-invloed-op-imago/. Ook onderzoek naar effecten van taalfouten in het Engelse taalgebied bevestigen dit gegeven (o.a. Beason, 2001). Taalfouten van medewerkers in een organisatie hebben een negatief effect op de sociale status van de schrijver binnen die organisatie.

Ik ben het een heel eind eens met ene Carla die in een reactie op het Tekstblog-artikel stelt: "Taalfouten maken is als een bloesje dat scheef is dichtgeknoopt. Het doet geen pijn, het is niet erg; het leidt alleen een beetje af van de eigenlijke zaak". Misschien doet het iets meer dan dat. Taalfouten op bedrijfswebsites jagen klanten weg; sollicitatiebrieven met taalfouten komen op de stapel niet uitnodigen.

Je kunt op verschillende manieren over taalfouten denken. Peter-Arno Coppen, spreker op het symposium Goede redenen voor taal) schetst drie perspectieven: "vanuit een norm (de overtuiging dat taal een expliciete norm heeft), vanuit gevoel (de intuïtie of een taalvorm passend is of goed) of vanuit de werkelijkheid (taal zoals die werkelijk bestaat)".

Ik heb besloten de vacature bij Onze Taal te laten voor wat ie is. In Groningen zit ik lekker hoog en droog. En verder blijf ik in mijn schrijftrainingen een beetje aandacht besteden aan veelgemaakte taalfouten, zolang ze pijn blijven doen aan mijn ogen of oren (het gevoelsperspectief!). Vanwege dat imago-argument. Maar ook, zo breng ik het vaak: omdat ik vind dat je als schrijver respect voor je lezer moet tonen.

En nu maar hopen dat er per ongeluk geen foutje is geslopen in deze tekst (of is het toch perongeluk?).

Bronnen: