vrijdag 24 maart 2017

Taalpurist of niet? Over Engelse ziekte en andere ditjes en datjes

Mijn oog viel afgelopen week op deze vacature: het Genootschap Onze Taal zoekt een nieuwe directeur. Even droomde ik weg….  Ik hou van taal. Mijn werk is taal. Ik lees het maandblad Onze Taal en ik ben fan van de Taaladviesdienst. Taal is zeg maar echt mijn ding. En ik stuur graag aan. Hoe uitdagend is het dan om deze vereniging van taalliefhebbers te mogen leiden.

Meteen ook realiseerde ik me twee dingen. Allereerst: dat ik wel voldoe aan een aantal relevante vereisten die het genootschap stelt aan de ‘ideale kandidaat’, maar nou ook weer niet bepaald aan alle. Misschien nog belangrijker: dat ik misschien niet genoeg taalpurist ben om me thuis te voelen bij dit Genootschap van echte taalliefhebbers. Ik weet niet of ik volop de aandacht kan houden bij onderwerpen als: automatische zoektermen in de Van Dale, de vele betekenissen van het woorddeeltje -tje, of het taalsysteem van de Pirahã-indianen in Brazilië. Zo wil ik me op de zaterdagochtend ook wel eens lichtjes ergeren aan Frits Spits in zijn radioprogramma de Taalstaat, wanneer hij zich druk maakt over het zoveelste vergeetwoord. Of in zijn taalloket minutenlang de perspectieven behandelt op het gebruik van meervoud of enkelvoud in een zin als De Nederlandse en Belgische competitie moet/moeten worden samengevoegd. Iets teveel geneuzel op de vierkante millimeter, denk ik dan.

Alhoewel, ik krimp toch behoorlijk ineen wanneer ik de weerman op televisie hoor waarschuwen voor een lagedrukgebied wat onze kant op komt. Of wanneer ik een geïnterviewde in De wereld draait door zinnen hoor produceren met dat meisje die of een boek die. Een willekeurig uurtje turven voor de televisie - De wereld draait door, het achtuurjournaal, of Pauw - levert toch al gauw een tiental foutief gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden op. Dan zit ik toch echt even te stuiteren op de bank.

Ook doet het iedere keer weer zeer aan mijn ogen als ik bij de zoveelste cursist voor de zoveelste keer de Engelse ziekte moet vaststellen. Onder invloed van het Engels hebben we de neiging om woorden uit samenstellingen los te schrijven: onjuist spatie gebruik dus 😊, oftewel de los schrijf ziekte. Daarom dus: achtuurjournaal.

In mijn schrijftrainingen besteed ik vooral aandacht aan hogere-ordekwesties (weer zo’n lastig woord!) zoals invalshoek, structuur, redeneerlijn, stijl (zie mijn blog van november 2016). Maar ook bouw ik – ter afwisseling - altijd taalkwestie-blokjes in. We doen een quiz of een testje (www.beterspellen.nl; www.taalvoutjes.nl/quiz!). Ik houd het luchtig, maar behandel ook wat theorie; we oefenen en we herschrijven een paar zinnen uit teksten van cursisten. Correct taalgebruik is gewoon belangrijk. Of niet?

In Onze Taal van mei 2016 bespreekt Frank Jansen de resultaten van een enquête onder 1338 deelnemers aan een congres van Onze Taal waaruit blijkt dat de meningen van taalliefhebbers over sommige ‘taalfouten’ milder zijn dan tien jaar geleden. Jansen: "de congresgangers van nu vinden de ‘onlogische’ vormen aanvaardbaarder dan tien jaar geleden en jongeren zijn er meer over te spreken dan ouderen". Wat we toen correct of belangrijk vonden, vinden we nu blijkbaar iets minder belangrijk. Het Genootschap Onze Taal is dus toch niet helemaal (meer) dat "reservaat voor puristen en kommaminnaars" zoals sommigen denken, zo betoogt Jansen.

En ik las over een symposium Goede redenen voor foute taal dat onlangs werd georganiseerd aan de Universiteit Leiden. Daar bespraken taalkundigen uit Nederland en België de logica achter veelgemaakte taalfouten. Sommige fouten zijn logischer zijn dan de regels die we ervoor hebben bedacht. Het ging onder andere over het – in het Nederlands - onleerbare woordgeslacht, waardoor we nou eenmaal bovengenoemde die/dat-fouten maken. Jenny Audring van de Universiteit Leiden legt uit: "Wil het systeem leerbaar zijn, dan moet er ofwel een interne logica zijn, zoals in het Engels  (mannelijk voor mannen, vrouwelijk voor vrouwen, onzijdig voor de rest) ofwel je moet herhaaldelijk herinnerd worden aan het geslacht van het woord door de grammatica, zoals in het Duits. [...]De grammatica (in Noord-Nederland althans) heeft die kenmerken niet meer, dat maakt het leren van het woordgeslacht ondoenlijk". Sommige taalfouten zijn dus eigenlijk heel vanzelfsprekend.

Maar toch: correct taalgebruik is toch belangrijk? Zeker wel voor je imago. Er is onderzoek (van onder andere weer Frank Jansen) dat laat zien dat taalfouten een negatief effect hebben. Niet alleen op de geloofwaardigheid van de tekst, maar ook op de geloofwaardigheid van de schrijver, en zelfs van de in de tekst aangehaalde bronnen. Tekstblog besteedde daar een tijd geleden al een item aan, zie: http://www.tekstblog.nl/hebben-taalfouten-invloed-op-imago/. Ook onderzoek naar effecten van taalfouten in het Engelse taalgebied bevestigen dit gegeven (o.a. Beason, 2001). Taalfouten van medewerkers in een organisatie hebben een negatief effect op de sociale status van de schrijver binnen die organisatie.

Ik ben het een heel eind eens met ene Carla die in een reactie op het Tekstblog-artikel stelt: "Taalfouten maken is als een bloesje dat scheef is dichtgeknoopt. Het doet geen pijn, het is niet erg; het leidt alleen een beetje af van de eigenlijke zaak". Misschien doet het iets meer dan dat. Taalfouten op bedrijfswebsites jagen klanten weg; sollicitatiebrieven met taalfouten komen op de stapel niet uitnodigen.

Je kunt op verschillende manieren over taalfouten denken. Peter-Arno Coppen, spreker op het symposium Goede redenen voor taal) schetst drie perspectieven: "vanuit een norm (de overtuiging dat taal een expliciete norm heeft), vanuit gevoel (de intuïtie of een taalvorm passend is of goed) of vanuit de werkelijkheid (taal zoals die werkelijk bestaat)".

Ik heb besloten de vacature bij Onze Taal te laten voor wat ie is. In Groningen zit ik lekker hoog en droog. En verder blijf ik in mijn schrijftrainingen een beetje aandacht besteden aan veelgemaakte taalfouten, zolang ze pijn blijven doen aan mijn ogen of oren (het gevoelsperspectief!). Vanwege dat imago-argument. Maar ook, zo breng ik het vaak: omdat ik vind dat je als schrijver respect voor je lezer moet tonen.

En nu maar hopen dat er per ongeluk geen foutje is geslopen in deze tekst (of is het toch perongeluk?).

Bronnen: