Mijn oog viel afgelopen week op deze vacature: het
Genootschap Onze Taal zoekt een nieuwe directeur. Even droomde ik weg…. Ik hou van taal. Mijn werk is taal. Ik lees het
maandblad Onze Taal en ik ben fan van de Taaladviesdienst. Taal is zeg maar
echt mijn ding. En ik stuur graag aan. Hoe uitdagend is het dan om deze vereniging van taalliefhebbers
te mogen leiden.
Meteen ook realiseerde ik me twee dingen. Allereerst: dat ik
wel voldoe aan een aantal relevante vereisten die het genootschap stelt aan de
‘ideale kandidaat’, maar nou ook weer niet bepaald aan alle. Misschien nog belangrijker:
dat ik misschien niet genoeg taalpurist ben om me thuis te voelen bij dit Genootschap
van echte taalliefhebbers. Ik weet niet of ik volop de aandacht kan houden bij
onderwerpen als: automatische zoektermen in de Van Dale, de vele betekenissen
van het woorddeeltje -tje, of het
taalsysteem van de Pirahã-indianen in Brazilië. Zo wil ik me op de zaterdagochtend
ook wel eens lichtjes ergeren aan Frits Spits in zijn radioprogramma de
Taalstaat, wanneer hij zich druk maakt over het zoveelste vergeetwoord. Of in zijn taalloket
minutenlang de perspectieven behandelt op het gebruik van meervoud of enkelvoud
in een zin als De Nederlandse en Belgische competitie moet/moeten worden samengevoegd. Iets teveel geneuzel op de vierkante millimeter,
denk ik dan.
Alhoewel, ik krimp toch behoorlijk ineen wanneer ik de
weerman op televisie hoor waarschuwen voor een lagedrukgebied wat onze kant op komt. Of wanneer ik een
geïnterviewde in De wereld draait door
zinnen hoor produceren met dat meisje die
of een boek die. Een willekeurig uurtje turven voor de televisie - De wereld draait door, het achtuurjournaal, of Pauw - levert toch al gauw een tiental
foutief gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden op. Dan zit ik toch echt even te stuiteren op de bank.
Ook doet het iedere keer weer zeer aan mijn ogen als ik bij de zoveelste cursist voor de zoveelste keer de Engelse ziekte moet
vaststellen. Onder invloed van het Engels hebben we de neiging om woorden uit samenstellingen los te schrijven: onjuist spatie gebruik dus 😊, oftewel de los schrijf ziekte. Daarom
dus: achtuurjournaal.
In mijn schrijftrainingen besteed ik vooral aandacht aan
hogere-ordekwesties (weer zo’n lastig woord!) zoals invalshoek, structuur,
redeneerlijn, stijl (zie mijn blog van november 2016). Maar ook bouw ik – ter
afwisseling - altijd taalkwestie-blokjes in. We doen een quiz of een testje (www.beterspellen.nl;
www.taalvoutjes.nl/quiz!). Ik houd het luchtig, maar behandel ook wat theorie;
we oefenen en we herschrijven een paar zinnen uit teksten van cursisten.
Correct taalgebruik is gewoon belangrijk. Of niet?
In Onze Taal van mei 2016 bespreekt Frank Jansen de resultaten van een enquête onder 1338
deelnemers aan een congres van Onze Taal waaruit blijkt dat de meningen van
taalliefhebbers over sommige ‘taalfouten’ milder zijn dan tien jaar geleden.
Jansen: "de congresgangers van nu vinden
de ‘onlogische’ vormen aanvaardbaarder dan tien jaar geleden en jongeren zijn
er meer over te spreken dan ouderen". Wat we toen correct of belangrijk
vonden, vinden we nu blijkbaar iets minder belangrijk. Het Genootschap Onze
Taal is dus toch niet helemaal (meer) dat "reservaat voor puristen en kommaminnaars" zoals sommigen denken, zo
betoogt Jansen.
En ik las over een symposium Goede redenen voor foute taal dat onlangs werd georganiseerd aan de
Universiteit Leiden. Daar bespraken taalkundigen uit Nederland en België de
logica achter veelgemaakte taalfouten. Sommige fouten zijn logischer
zijn dan de regels die we ervoor hebben bedacht. Het ging onder andere over het
– in het Nederlands - onleerbare woordgeslacht, waardoor we nou eenmaal bovengenoemde die/dat-fouten maken. Jenny
Audring van de Universiteit Leiden legt uit: "Wil het systeem leerbaar zijn, dan moet er ofwel een interne logica
zijn, zoals in het Engels (mannelijk voor mannen, vrouwelijk voor
vrouwen, onzijdig voor de rest) ofwel je moet herhaaldelijk herinnerd worden
aan het geslacht van het woord door de grammatica, zoals in het Duits. [...]De
grammatica (in Noord-Nederland althans) heeft die kenmerken niet meer, dat
maakt het leren van het woordgeslacht ondoenlijk". Sommige taalfouten zijn dus
eigenlijk heel vanzelfsprekend.
Maar toch: correct taalgebruik is toch belangrijk? Zeker wel
voor je imago. Er is onderzoek (van onder andere weer Frank Jansen) dat laat
zien dat taalfouten een negatief effect hebben. Niet alleen op de
geloofwaardigheid van de tekst, maar ook op de geloofwaardigheid van de
schrijver, en zelfs van de in de tekst aangehaalde bronnen. Tekstblog besteedde daar een tijd
geleden al een item aan, zie: http://www.tekstblog.nl/hebben-taalfouten-invloed-op-imago/.
Ook onderzoek naar effecten van taalfouten in het Engelse taalgebied bevestigen
dit gegeven (o.a. Beason, 2001). Taalfouten van medewerkers in een organisatie
hebben een negatief effect op de sociale status van de schrijver binnen die
organisatie.
Ik ben het een heel eind eens met ene Carla die in een
reactie op het Tekstblog-artikel stelt: "Taalfouten
maken is als een bloesje dat scheef is dichtgeknoopt. Het doet geen pijn, het
is niet erg; het leidt alleen een beetje af van de eigenlijke zaak". Misschien
doet het iets meer dan dat. Taalfouten
op bedrijfswebsites jagen klanten weg; sollicitatiebrieven met taalfouten komen
op de stapel niet uitnodigen.
Je kunt op verschillende manieren over taalfouten denken. Peter-Arno Coppen, spreker op het symposium Goede
redenen voor taal) schetst drie perspectieven: "vanuit een norm (de overtuiging dat taal
een expliciete norm heeft), vanuit gevoel (de intuïtie of een taalvorm passend
is of goed) of vanuit de werkelijkheid (taal zoals die werkelijk bestaat)".
Ik heb besloten de vacature bij Onze Taal te laten voor wat
ie is. In Groningen zit ik lekker hoog en droog. En verder blijf ik in mijn schrijftrainingen een beetje aandacht besteden aan veelgemaakte taalfouten, zolang ze pijn blijven doen aan mijn ogen of oren (het
gevoelsperspectief!). Vanwege dat imago-argument. Maar ook, zo breng ik het vaak: omdat ik
vind dat je als schrijver respect voor je lezer moet tonen.
En nu maar hopen dat er per ongeluk geen foutje is geslopen
in deze tekst (of is het toch perongeluk?).
Bronnen:
- Beason, L. (2001). Ethos and error: How business people react to errors. College Composition and Communication, 53 (1), 33-64.
- Jansen, F. (2016). Streng, maar genuanceerd. Onze Taal-leden over taalfouten. Onze Taal, 85 (5), 20-22.
- Tekstblog-item over het effect van taalfouten: http://www.tekstblog.nl/hebben-taalfouten-invloed-op-imago/.
- Verslag van het symposium Goede redenen voor foute taal: https://www.universiteitleiden.nl/en/research/research-projects/humanities/goede-redenen-voor-foute-taal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten